Het verhaal van Dagmar

Dagmar bevalt op haar 39ste van een zoon. Vanaf dag 1 na de bevalling is zij stressincontinent. In eerste instantie gaat ze er vanuit dat dat wel zal verbeteren naarmate de (herstel)tijd vordert. Jammer genoeg gebeurt dat niet, het wordt mettertijd eerder slechter. Ze heeft vooral last bij lachen, springen en niezen. Gelukkig niet bij het hardlopen of bij het sporten, want Dagmar is graag in beweging, sporten hoort bij haar leven.
Als haar zoon 15 jaar is besluit Dagmar, die er al jaren alleen voorstaat, dat het genoeg is met het eeuwige in de broek plassen. Ze wil haar leven weer oppakken, misschien ooit een leuke man ontmoeten en ze wil niet op (wat voor manier dan ook) beperkt zijn. De incontinentie zet toch een rem op haar (toch al niet geheel onbezorgde) leventje.

De gynaecoloog stelt voor een TVT bandje te plaatsen om de stressincontinentie te verhelpen. Het is een ingreep van niks, binnen een dag zal ze weer thuis zijn. Ze moet wel zes weken rustig aan doen maar gelukkig is haar zoon oud en sterk genoeg om haar te helpen met de dingen die ze nu echt niet mag, zoals boodschappen doen.
De gynaecoloog vermeldt niet dat er soms vrouwen zijn die last krijgen van complicaties na het implanteren van een bandje. Dat is jammer, want dan was Dagmar tenminste voorbereid geweest en had ze er eventueel voor kunnen kiezen om de ingreep niet te laten plaatsvinden.

Dagmar is vanaf de operatie droog, maar krijgt er andere, meer ingrijpende, klachten voor terug. Dat het plassen niet zo makkelijk gaat daar kan ze zich wel overheen zetten, maar  dat ze direct na de operatie pijnklachten krijgt die niet meer over gaan, daar heeft ze totaal geen rekening mee gehouden en daar is, vindt ze, niet mee te leven. Ze heeft vreselijke pijn in haar rechter heup, bil en been. Vooral als ze er op ligt is ze helemaal uitgeput. Ze ziet er slecht uit van de pijn (dat vertelt ook iedereen haar).
Ze gaat terug, maar in het streekziekenhuis waar ze haar hielpen, wordt ontkend dat het door de operatie komt. Het bandje zit goed, daar kan het dus onmogelijk aan liggen. De gynaecoloog stuurt haar niet door naar een andere specialist, denkt niet mee waar het mogelijk dan wèl aan zou kunnen liggen, en laat haar gaan met de boodschap dat “hij het ook niet weet”.

Omdat de klachten begonnen na de ingreep en er daarvóór niet waren is Dagmar er van het begin af aan van overtuigd dat haar ellende wel degelijk door het plaatsen van het bandje komt. Ze maakt zich ongerust:  “Kom ik er ooit nog vanaf?” Haar kwaliteit van leven is ernstig verstoord. Ze raadt deze ingreep niemand aan en ze snapt ook niet dat de Inspectie voor de Gezondheidzorg deze operatie maar toelaat. Ze heeft sterk de indruk dat “het een kwestie van zakkenvullerij is”, zo schrijft ze.
Naar mate de tijd verstrijkt heeft Dagmar er steeds meer een hard hoofd in. De situatie voor de ingreep was zo vele malen beter te dragen dan hoe de vlag er nu bij hangt. Dagmar probeert van alles om te zorgen dat de pijn vermindert:  bekkenbodemfysiotherapie, fysiotherapie, acupunctuur, osteopathie, craniosacrale therapie, ze bezoekt de manueel  therapeut en de pijnpoli.
De pijnarts wil het liefst een zenuwblokkade uitvoeren, maar daar heeft Dagmar geen goed gevoel bij, wel probeert ze naast paracetamol de volgende middelen: Lyrica, Baclofen, Tramadol, een TENS apparaatje, Diclofenac en Corticosteroinen. Zonder resultaat.
In de tussentijd verliest Dagmar het contact met een aantal vrienden en vriendinnen, kan ze weinig meer hebben en is het echt  te druk voor haar om pubervrienden van haar zoon over de vloer te hebben. De rek is er volledig uit.

Na jaren volgt een second opinion. De kliniek waar ze te rade gaat meldt dat ze mogelijk een posttraumatische stressstoornis heeft opgelopen door de ingreep, waardoor haar bekkenbodem volledig verkrampt is geraakt (de arts noemt het “het vestibulaire vulvitussyndroom”).

Wordt vervolgd